Afkitten
Fase 1
Vooraleer u start moet de ondergrond geheel droog, vet- en stofvrij. Wilt u de kitnaad later overschilderen, kijk op de verpakking of dit mogelijk is. Plak voor het verkrijgen van een strakke naad aan beide zeiden van de voeg 2 stroken plakband. Houd hierbij 6mm tussenruimte aan.
Fase 2
Snijd met een cuttermes het topje van de kitkoker af.
Fase 3
Snijd een deel van de spuitmond schuin af zodat de opening even groot is als de gewenste voegbreedte.
Fase 4
Plaats de koker in de kitspuit. Spuit in een gelijkmatige beweging een ril kit tussen de stroken plakband. Let op: spuit niet teveel.
Fase 5
Maak uw vinger nat met water en zeep. Strijk de kitril glad. Zorg ervoor dat u vinger steeds proper is.
Fase 6
Wacht tot zich op de kit een iets steviger oppervlakte gevormd heeft. Verwijder voorzichtig de plakband en strijk de kitranden nogmaals zachtjes met een natte vinger glad.
Antislip Middelen
Fase 1
Op een houten trap gebruikt u best zelfklevende antislip strips.
Ontvet eerst de treden, zo houden de strips veel langer.
Zet op de elke trede een maatstreepje op 3 cm vanaf de rand.
Meet de breedte van de treden, ter hoogte van deze 3 cm lijn.
Knip de antislip strip op maat en plak hem vast met behulp van de zelfklevende strook.
Fase 2
Trappen met tredematten:
Zorg er zeker voor dat de matten mooi in het midden komen te liggen. Meet de breedte van traptrede en die van de mat op. Trek beide maten van elkaar af en deel het zo verkregen getal door 2. Dat is de afstand tussen het uiteinde van de mat en het uiteinde van de traptrede.
Geef dit met een potloodstreepje aan.
Indien de treden van de trap van elkaar verschillen moet u deze berekening voor iedere trede maken.
Ontvet de treden, verwijder het beschermpapier aan de achterzijde van de matten en plak ze, tegen het markeerstreepje, op de treden vast.
Fase 3
Aluminium traptrede matten schroeft u op de treden vast.
Fase 4
In de badkamer kan u kiezen voor antislip vloertegels.
Als u uw badkamer opnieuw gaat vloeren: breng dan in ieder geval op strategische plekken speciale antisliptegels aan. Verwijder resten tegellijm en voegmiddel direct, want door het ruwere oppervlak is dat bij deze tegels later moeilijk.
Fase 5
In het bad of de douche zelf gebruikt u rubberen antislipmatten.
Maak de badkuip of douchebak vetvrij en droog.
Druk de mat met de zuignappen stevig aan en kijk na of hij goed vast zit.
Fase 6
Antislip stickers
Met antislip stickers maakt u bestaande, gladde vloertegels of de douchebak en badkuip stroef. Voor het aanbrengen het oppervlak goed ontvetten en afdrogen
Fase 7
Tuintegels en houten planken kunnen spekglad worden door de ontwikkeling van algen. Hiervoor heb je speciale middeltjes om algengroei tegen te gaan.
Verdun het middel volgens de voorschriften op de verpakking en breng het op met een zachte bezem.
Laat het middel inwerken en verwijder de aanslag door stevig te schrobben met een harde bezem of met behulp van een hogedrukspuit.
Fase 8
Een terras van gewone (hard)houten planken op –tegels wordt bij vochtig weer snel glad. Gebruik daarom bij voorkeur steigerplanken of tegels waarbij het hout voorzien is van groeven. Dat biedt duidelijk meer houvast.
Maar zelfs deze planken worden op den duur glad. Maak ze daarom regelmatig schoon, zonodig met een groene aanslag verwijdermiddel.
Boren
Fase 1
De oude boormachines hebben nog een tandkransboorkop, waarvan de bek met een speciale boorsleutel open en dichtgedraaid wordt. Tegenwoordig hebben de meeste boormachines een snelspankop. De machine draait de bek zelf dicht zodat het verwisselen van een boortje veel gemakkelijk is. Boorhamers zijn voorzien van een speciale SDS-boorkop. Ook nu is geen gereedschap nodig voor het verwisselen van de boor, maar in zo’n boorkop passen alleen SDS-boren en -beitels.
Fase 2
Overbrenging
Of u de juist boormachine heeft, hangt af van waar u hem voor wilt gebruiken. De kracht die de machine kan leveren hangt sterk af van de kwaliteit van de overbrenging (het ‘koppel’). Hoe hoger het koppel (uitgedrukt in Nm), hoe groter de diameter van het gat kan zijn en hoe harder het materiaal mag zijn waarin u boort. Een boormachine met een hoog koppel kan overigens ook gebruikt worden voor ander zwaar werk, zoals het mengen van verf en stucspecie.
De kwaliteit van de overbrenging is merkgebonden. Als u boormachine regelmatig wilt gebruiken voor zwaar werk, dan kunt u beter kiezen voor kwaliteit en de iets duurdere.
Fase 3
Boorsnelheid
Ook de draaisnelheid speelt een rol, het toerental moet juist ingesteld worden. Als de draaisnelheid niet past bij de diameter van de boor of bij de hardheid van het te boren materiaal, kan de kop van het boortje verbranden. Hou de volgende vuistregels aan:
- hoe dunner het boortje, hoe hoger de draaisnelheid mag zijn
- hoe harder het materiaal, hoe lager de snelheid moet zijn
Bij sommige modellen is het toerental alleen mechanisch in te stellen (2 standen: snel en langzaam). Een boormachine met een elektronische, traploze regelbaarheid, werkt prettiger. Bij sommige machines gebeurt dit door de aan- en uitknop meer of minder in te drukken, bij andere via een aparte stelknop op de handgreep.
Fase 4
Klopboormechanisme
De meeste boormachines zijn voorzien van een klopmechanisme, dit maakt het boren iin steen gemakkelijker. Voor materialen als beton is dat echter niet genoeg; daarvoor kunt u beter een boorhamer gebruiken.
Fase 5
Houtboortjes
Voor boren in hout kunt u zowel houtboortjes als metaalboortjes gebruiken. Houtboren hebben als voordeel dat ze voorzien zijn van een ‘centerpunt’. Dat vergemakkelijkt het richten van de boormachine. Ze zijn verkrijgbaar met een diameter van 3 tot 20 mm. Voor het boren van grote gaten gebruikt u een slangenboor of een speedboor. Deze zijn verkrijgbaar met een diameter van 12-38 mm.
Fase 6
Metaalboortjes
Voor zachte metalen (koper, aluminium) volstaan gewone stalen metaalboortjes. Voor harde metaalsoorten kunt u beter boortjes gebruiken die gemaakt zijn van chroom-vanadium, kobalt of titanium-carbide. Ook de aanduiding HSS op de verpakking wijst op een zwaardere kwaliteit. Metaalboortjes zijn verkrijgbaar met een diameter van 1 tot 13 mm.
Fase 7
Steenboortjes
Voor baksteen en wandtegels kunt u gewone steenboortjes gebruiken. Wilt u echter boren in beton of vloertegels, zet dan voor een betonboortje in uw machine. Steen- en betonboren zijn verkrijgbaar met een diameter van 4 tot 14 mm.
Faiencen snijden
Fase 1
RECHT AFSNIJDEN
Met een rolmaat meet u nauwkeurig de maat van het te bezetten stuk wand of vloer op. De voegbreedtes worden hier wel vanaf getrokken.
Fase 2
Met een viltstift en een winkelhaak tekent u de afmeting op de tegel nauwkeurig af .
Maak dat afgesneden kant van de tegel in de hoek komt. Dti zal ethisch mooier zijn.
Fase 3
Leg de faience of tegel in de tegelsnijder en duw het mesje enige malen over de tegel, tot dat er een kras in het glazuur ontstaat.
Zorg ervoor dat ook het glazuur aan begin en eindpunt goed ingekrast zijn.
Breek de tegel op de snijlijn door er een schroevendraaier onder te leggen en aan weerszijden van de snijlijn op de tegel te drukken.
Fase 4
Verwijder oneffenheden op het breukvlak voorzichtig met behulp van een knabbeltang of een vijl.
Fase 5
VORMEN UITSTNIJDEN
Gebruik voor het aftekenen van lastige vormen (bijvoorbeeld: wastafelrand) een profielmal.
Druk deze tegen het obstakel aan zodat de pennen de vorm zoveel mogelijk volgen en teken deze vorm op de tegel af.
Fase 6
Kras het glazuur in met behulp van een glassnijder en breek de afgetekende vorm voorzichtig af.
Werk het breukvlak zonodig bij met een vijl.
Fase 7
RONDE GATEN MAKEN
Voor het maken van een leidingdoorvoer tekent u het gat op de tegel of faience af en met een boor van 8 mm boort u een gat binnen deze cirkel.
Zaag het gat uit met behulp van een beugelzaag (met grit zaagblad) en verwijder achtergebleven randjes met een speciaal hiervoor bedoelde gatentang of een ronde vijl.
Fase 8
U kunt de doorvoer van de leiding ook uit 2 stukken maken: Snij de tegel door ter hoogte van het hart van het afgetekende gat.
Zaag in beide tegelhelften voorzichtig een halve cirkel uit, met behulp van een zaag. Vijl de snijvlakken bij en lijm beide helften om de leiding heen op de muur.
Fase 9
Gaten voor wandcontactdozen maakt u met behulp van een tegelgatenzaag.
Plaats het boortje in het hart van de cirkel en oefen lichte druk uit zodat de boor langzaam door de tegel heen gaat.
Nu de gatenzaag gefixeerd is kunt u een perfect rond gat in de tegel uitzagen.
Installeren boiler
Fase 1
Om te beginnen sluit u de waterleiding af. Monteer het koperen T-stuk op de bestaande watertoevoer, op circa 50 cm hoogte.
Fase 2
Sluit een stukje koperen buis (7 cm) aan op het T-stuk en op de inlaatcombinatie van de boiler.
Gebruik een van bijgeleverde fiber ringen bij de aansluiting op de inlaatcombinatie
De trechter van de inlaatcombinatie moet naar beneden wijzen.
Fase 3
Teken de plaats van het kruisstuk af op de bestaande afvoer. Dit moet lager zijn dan de trechter van de inlaatcombinatie.
Zaag een stukje uit de afvoer, van de juiste lengte. Plaats het kruisstuk en draai het vast.
Als u geen 2e spoelbak heeft, kunt u de brede inlaat van het kruisstuk afsluiten met behulp van bijgeleverde stop.
Fase 4
Zet de kunststofslang met slangenklem vast aan de smalle inlaat van het kruisstuk en de trechter van de inlaatcombinatie.
De afvoerslang moet een lus maken van minstens 5 cm. Deze dient als waterslot dat ongewenste luchtjes uit de afvoer tegenhoudt.
Fase 5
Koppel de metaal omvlochten verloopslang (1/2"-3/8") aan de inlaatcombinatie.
Sluit het andere uiteinde aan op de koudwater-inlaat van de boiler, te herkennen aan een pijl die naar de boiler toe wijst.
Breng op beide aansluitingen een fiber ring aan.
Fase 6
Koppel de 3/8" metaal omvlochten slang aan de warmwater-uitlaat van de boiler. Dit is te herkennen aan een pijl die van de boiler af wijst. Breng ook nu eerst een fiber ring aan.
Sluit het andere uiteinde aan de (linker) warmwater-poot van de mengkraan (knelkoppeling).
Fase 7
Maak met behulp van de ½" metaal omvlochten slang een rechtstreekse verbinding tussen het T-stuk van de koudwater-aanvoer en de (rechter) koudwater-poot van de mengkraan (knelkoppelingen).
Fase 8
Draai eerst de hoofdkraan en dan de stopkraan van de inlaatcombinatie terug open. U kan nu de boiler vullen door de warmwaterkraan open te draaien; zodra daar water uitkomt is de boiler gevuld.
Steek dan pas de stekker van de boiler in het stopcontact.
Metaal onderhouden
Behandeling van blank, onbehandeld metaal.
Fase 1
De belangrijkste laag op onbehandeld metaal is de eerste laag. Een goede grondlaag zorgt immers voor een betere hechting van vervolgproducten.
Voor de eerste laag neemt u best een metaalprimer.
Fase 2
Ontvet het metaal grondig en schuur het daarna lichtjes op.
Fase 3
Breng met kwast of bokkenpoot de primer aan. Met 1 liter kunt u wel 8 vierkante meter behandelen.
Fase 4
Als de primer opgedroog is, llichtjes opschuren en nabehandelen met een roestwerende metaallak.
Behandeling van reeds bewerkt metaal.
Fase 1
Het is altijd noodzakelijk om metaal regelmatig te onderhouden.
- Hekwerken krijgen een behandeling met ijzerverf of constructielak. Dit is roestwerende verf is die in verschillende kleuren verkrijgbaar is.
- De laklaag van auto's wordt bijgewerkt met autolak. Het kleurnummer staat op het motorblok.
- Het chassis en de binnenzijde van de spatborden worden behandeld met undercoating.
Fase 2
Haal alle loszittende delen weg met staaldraadborstel en schuur het geheel grondig op.
Fase 3
Breng de lak aan met kwast of bokkenpoot.
Roestbehandeling
Fase 1
Metaal kan heel snel roesten. Nu zijn er diverse middelen in de handel die roest kunnen omzetten in een beschermende anti-roestlaag. Sommige van deze middelen zijn in diverse kleuren verkrijgbaar.
Delen die helemaal doorgeroest zijn kunnen geplakt worden met ijzerlijm. (Niet te gebruiken bij dragende constructies).
Fase 2
Haal alle loszittende delen weg met een staaldraadborstel. Schuren is niet nodig.
Fase 3
Lijm loszittende delen aan elkaar vast.
Fase 4
Breng met de kwast het roest-omzetmiddel aan.
Metselen
Fase 1
de voorbereiding:
De meest voorkomende maat baksteen is ca. 21x10x5cm. Gebruik voor buitenmuren zachte rode baksteen. Gebruik voor de onderste lagen, de harde soort steen. Voor binnenmuren zijn witte kalkzandstenen heel geschikt.
Fase 2
Bereken op voorhand het aantal stenen die je nodig heeft. Reken voor een halfsteens muur circa 78 stenen/m2, voor een steens muur 156 stenen/m2.
Fase 3
Besprenkel de stenen de dag van tevoren met water. Laat dit intrekken tot de stenen de juiste vochtigheid hebben. Bij te droge stenen hecht de specie slecht, bij te natte loopt hij tussen de stenen uit.
Fase 4
Bereken ook hoeveel cement en zand u nodig heeft. Ga uit van een mengverhouding 1:3 en reken voor een halfsteens muur circa 25 liter/m2, voor een steensmuur 60 liter/m2.
Fase 5
Specie aanmaken:
Schep zand en cement droog door elkaar, tot u egale kleur heeft. Roer er water door tot een smeuïge massa ontstaat (niet te droog). Maak steeds een hoeveelheid aan die u binnen 2 uur kunt verwerken.
Fase 6
Metselen:
Span het metseltouw ter hoogte van de bovenkant van de nieuwe laag.
Fase 7
Oefen eerst door wat stenen aan te brengen op tegeles. Zo krijgt u in de gaten hoeveel specie u op moet brengen en met welke beweging u de steen op zijn plek moet zetten. Breng de specie op met een ronde troffel. Werk hem naar de vorige steen toe en duw wat specie tegen de kop.
Fase 8
Houd de steen een beetje schuin met de bolle kant naar beneden. Duw hem in één vlotte beweging tegen de vorige steen. Klop hem recht met de achterkant van de troffel.
Fase 9
Zet de steen eventueel rechter op de vorige laag door een tikje met de punt van de troffel. Beweeg hem niet horizontaal met uw hand!
Fase 10
Maak een steen op maat door hem aan de zijkant in te krassen. Vervolgens zet u de sabel op de kras en geef er een korte tik op met de hamer.
Fase 11
Uitpuilende specie haalt u direct weg met een troffel. Krab aan het eind van de dag de voegen 1cm uit en strijk ze glad met behulp van voegspijker.
Fase 12
Het voegen:
Na 2 weken is de specie voldoende uitgehard om te kunnen voegen. Maak specie aan met water tot hij ‘aardvochtig’ is, dan kunt u er een bal van kneden. Schep specie in een voegbord. Voeg eerst de stootvoegen daarna de lintvoegen.
Gipsplaten herstellen
Fase 1: Het dichten van een gat
Zaag het gat uit tot u een rechthoekige vorm bekomt, doe dit met behulp van een decoupeerzaag.
Fase 2
Schuin de kanten van het gat af met behulp van een cuttermes.
Fase 3
Zaag twee latten op maat dit 5 cm langer dan de lange zijde van de uitgezaagde rechthoek
Fase 4
Plaats de latten vervolgens in het gat, zo dat ze aan weerszijden 2,5 cm achter het gips vallen.
Met behulp van gepaste gipsplaatschroeven schroeft u de latten aan de gipsplaat vast.
Fase 5
Snij een stuk gipsplaat op maat, ter grootte van de uitgezaagde rechthoek.
Schuin hiervan de kanten ook.
Fase 6
Plaats het plaatje in het gat en schroef het met gepaste gipsplaatschroeven aan de latten vast.
Fase 7
Met water maakt u de muurvuller aan. Plamuur de naden moou dicht met een plamuurmes.
Na droging de naad glad schuren.
Fase 8
Behandel het gerepareerde deel met primer, dit is na 12 uur ingetrokken en u kan de gipsplaat dan verder afwerken.
Fase 9 : Beschadigde buitenhoek repareren
Met een borstel veegt u het beschadigde deel goed schoon. Daarna bevochtigt u de plek met een plantenspuit of kwast.
Maak de muurvuller aan.
Fase 10
Hou de plakspaan tegen een kant van de hoek, zo dat hij voor de helft uitsteekt.
Fase 11
Het gat tussen muur en spaan vult u op met muurvuller, gebruik hiervoor een breed plamuurmes.
Beweeg de spaan en het plamuurmes tegelijkertijd langs de muur, zodat de beschadiging geheel en vlak wordt gevuld.
Fase 12
Na de droogtijd schuurt u de herstelde plaats en kan u verder afwerken (stuken, behangen of schilderen).
Hoeken meten
Fase 1
Winkelhaak: Dient voor het aftekenen van een haakse zaaglijn.
Teken de lengte die u wenst af op de plank. Leg de korte zijde van de winkelhaak tegen de zijkant van de plank. Leg de liniaal-zijde van de winkelhaak tegen het afgetekende streepje. Teken de lijn strak langs de liniaal.
Fase 2
Hoewel een winkelhaak geheel haaks hoort te zijn, is dat niet altijd zo! U kunt dit zelf nagaan door de lijn nogmaals af te tekenen, vanaf de andere kant van de plank. Als de winkelhaak geheel haaks is, vallen beide lijnen exact over elkaar heen.
Fase 3
Heeft u geen winkelhaak voorhanden? Gebruik dan een handzaag als winkelhaak. De hoek tussen de bovenkant van het zaagblad en de rand van het handvat is meestal haaks. Controleer dit door de lijn tweemaal af te tekenen, vanaf beide kanten van de plank.
Fase 4
3-4-5 Steek:
Als u de omtrek van een nieuwe aanbouw wilt uitzetten, of een grote haakse hoek als startpunt voor het betegelen van de vloer, is een kleine winkelhaak niet bruikbaar. Maak in dat geval zelf een grote haakse hoek, met behulp van drie latten. Neem drie latten die zich in lengte verhouden als 3:4:5 (bijv. 75cm, 100 cm, 125 cm). Zet de latten met 2 schroeven aan elkaar vast (met 1 schroef ontstaat speling). Bevestig er eventueel een extra verstevigingslat aan.
Fase 5
Een zwaaihaak gebruikt u voor het opmeten en aftekenen van een niet-haakse hoek.
Draai de vleugelmoer van de zwaaihaak los. Leg het handvat langs de ene zijde van de hoek. Leg het bewegende deel langs de andere zijde van hoek. Zet de vleugelmoer weer vast.
Fase 6
Teken de hoek af op de plank of plaat die u wilt verzagen.
Fase 7
U kunt de hoek aan de binnenkant of aan de buitenkant opmeten. In het eerste geval tekent u de Buitenzijde van de zwaaihaak af, in het tweede geval de binnenzijde.
Fase 8
Een Profielmal gebruikt u voor het afmeten van uitsparingen (vloerdelen leggen, tegels uitsnijden, enz.).
Schuif alle naalden van de mal uit. Duw hem tegen het voorwerp en laat de naalden de vorm zo strak mogelijk volgen. Teken de vorm af op het materiaal dat u wilt uitzagen.
Beitelen
Fase 1
Zorg voor het juist materiaal om te starten dit zijn scherpe beitels en messen. Slijp ze bij voorkeur op een natte steen, of dompel het snijvlak bij het droog slijpen regelmatig in water om te voorkomen dat het metaal oververhit raakt en zijn hardheid verliest.
Slijp alleen de schuine kant. Let op dat de hoek gelijk blijft. Maak uw (schaaf)beitels zo scherp als een scheermes met een wetsteen.
Fase 2
Om praktisch te werken, zet u het werkstuk altijd vast.
Fase 3
De manier van werken en het vasthouden van de beitel verschilt van klus per klus. Bij het hakken omvat u het handvat met de hele hand. Geef liever wat vaker zachte klapjes met een hamer dan een kleiner aantal harde tikken.
Fase 4
Vvakmensen die rechtshandig zijn, houden vaak hun rechterschouder boven de plek waar het hout moet worden weggestoken en drukken met hun schouder op het beitelheft; op die manier is uw kracht efficiënter over te brengen. De werkbank mag bij deze wekwijze niet te laag zijn.
Fase 5
Op het ogenblik dat u met de beitel in het hout slaat, wordt het 't meest aan de schuine beitelkant ingedrukt. Maar ook aan de rechte beitelkant wordt het hout iets ingedrukt en heeft de beitel daar de neiging schuin onder de lijn te duiken.
Fase 6
Zet de beitel dus niet direct op de juiste plaats op de lijn, maar een fractie ervandaan op het afvalhout. U steekt om te beginnen aan de afvalkant materiaal weg, om te voorkomen dat de beitel het werkstuk kan beschadigen.
Fase 7
Steek precies langs de afgetekende lijn. Zet de vouw over zijn volle breedte op het materiaal en geef met de hamer lichte tikjes. Steken doet u zoveel mogelijk met de vezelrichting van het hout mee; houdt de beitel ietsje schuin, zoals bij schaven. Als u tegen de draad in werkt, grijpt de beitel onder de vezellagen, waardoor ze afbreken. Daardoor krijgt het hout een ruw oppervlak.
Fase 8
Om een klein hoeveelheid hout weg te halen hoeft u niet te timmeren op de beitel. Per keer haalt u best maar een dun spaantje hout weg. Houdt in de ene hand het hecht en met de andere het blad vast.
Fase 9
Hout in een gebogen vorm wegsteken doet u gaandeweg vanaf de buitenkant door steeds kleinere stukjes weg te halen. Maak daarbij een draaiende snijbeweging met de beitel. U krijgt dan een mooier vlak.
Fase 10
Om de inkepingen te maken is het handig eerst in het hout te zagen tot de gewenste diepte en het tussenliggende hout met de beitel weg te halen.
Fase 11
Een beitel voorziet u na gebruik van een kapje om hem te beschermen bij het vallen en andere mogelijke beschadigingen. Ook voor uw eigen veiligheid gebruikt u het kapje. Sommige beitels worden geleverd met een plastic kapje. Zo niet, dan kunt u iets dergelijks zelf improviseren.
Elektriciteit
Fase 1
De stroomaanvoer vanaf de groepenkast moet per vertrek uitmonden in een centrale doos. Van daaruit lopen leidingen naar de diverse lichtpunten, stopcontacten en schakelaars.
Omdat u in de keuken meerdere apparaten gebruikt die veel stroom verbruiken, dient u daar 2 groepen voor te reserveren. Verdeel de apparaten gelijkmatig over beide groepen, al naar gelang hun stroomverbruik.
Fase 2
Gebruik alleen de moderne standaard elektradraad en houdt u aan de kleurcodes:
- bruin: stroomaanvoer (fase-draad)
- blauw: stroomafvoer (nul-draad)
- zwart: stroomaanvoer vanaf een schakelaar naar een lichtpunt (schakeldraad)
- geel/groen: aarde
Fase 3
Gebruik het juiste type behuizing, voorzien van het Kema-keurmerk:
- voor installatiedraad: pvc-elektrabuis
- voor aftakkingen daarvan: lasdoos
- voor inbouwschakelaars en –stopcontacten: inbouwdozen
Fase 4
Stopcontacten mogen niet lager zitten dan 30 cm boven de vloer.
De standaardhoogte voor lichtschakelaars en keukenstopcontacten bedraagt 105 cm.
Fase 5
Bij badkamers worden 4 zones onderscheiden:
- Zone 0: in de douchebak of badkuip zelf. In deze zone mag zich uiteraard geen elektrische installatie of apparaat bevinden.
- Zone 1: aangrenzende muren tot een hoogte van 2,25 m. In deze zone mogen geen schakelaars of stopcontacten geplaatst worden en alleen verlichtingsarmaturen die maximaal spatwaterdicht zijn (beschermingswaarde IP-45).
- Zone 2: een cirkel met een straal van 60 cm., rondom zone 1. Ook hier zijn stopcontacten en schakelaars niet toegestaan. Eventuele verlichtingsarmaturen moeten een IP-waarde hebben van IP-44 of hoger.
- Zone 3: het gebied vanaf zone 2, tot 3 meter van douche of bad. Hier mag u wel schakelaars en stopcontacten plaatsen, mits deze achter een aardlek schakelaar staan. Ook armaturen met lagere beschermingswaarde (IP-21) zijn toegestaan
Inhoud, oppervlakte en omtrek berekenen
Omtrek - Rechthoek:
Meet de lengte en meet de breedte.
Omtrek = 2x lengte + 2x breedte
Omtrek - Cirkel:
Meet de middellijn. Deel deze door 2 (=straal r)
Omtrek = 2x(3.14xr)
In wiskundige termen: 2Pi-r (Pi = 3.14)
Driehoek:
Meet zijde A
Meet zijde B
Meet zijde C
Omtrek = A + B + C.
Oppervlakte - Rechthoek:
Meet de breedte en meet de lengte.
Oppervlakte = breedte x lengte
Oppervlakte - Cirkel:
Meet de middellijn van de cirkel
Deel deze lengte door 2 (= de straal r)
Oppervlakte = 3.14xrxr
In wiskundige termen: Pi-r2 (Pi = 3.14)
Oppervlakte - Driehoek:
Meet de basis van de driehoek en meet de hoogte van de driehoek.
Deel deze hoogte door 2
Oppervlakte = basis x halve hoogte.
Inhoud - Kubus:
Meet de lengte
Meet de breedte
Meet de hoogte
Inhoud = lengte x breedte x hoogte.
Inhoud - Cilinder:
Meet de hoogte van de cilinder en meet de diameter.
Deel de diameter door 2 (= de straal r)
Inhoud = hoogte x 3.14 x r x r
In wiskundige termen: hoogte x Pi-r2 (Pi = 3.14)
Lengte en breedte meten
Fase 1 Rolmaat en duimstok:
Een duimstok heeft een lengte van 1 meter.
Rolmaten zijn verkrijgbaar in verschillende lengtes (1– 5m).
Fase 2
Meet korte lengtes door de rolmaat of duimstok uit te leggen.
Fase 3
Meet grote afstandenop in verschillende gedeeltes en tel daarna de maten op.
Fase 4
U kunt de rolmaat ook geheel klem uitzettn tussen de 2 wanden. Lees de maat af en tel de breedte van het huis van de rolmaat daarbij op. Die maat is meestal op de rolmaat aangegeven. Sommige rolmaten zijn voorzien van een venster, waarop u de binnenmaat kunt aflezen.
Fase 5 Landmeter:
Dit is geschikt voor het opmeten van grote lengtes, als nauwkeurigheid niet zo belangrijk is, bijvoorbeeld bij de tuin opmeten, indruk van de benodigde hoeveelheid tapijt, enz. Landmeters zijn verkrijgbaar bij uw bouwmarkt in lengtes van 10-50m, met een schaalverdeling in decimeters en centimeters.
Fase 6 Schuifmaat:
Dit is een precisie-instrument om buitenmaten mee op te meten maar ook voor het opmeten van binnenmaten van pijpen, bouten en buizen.
Bij buitenmaat: Klem het voorwerp tussen beide grote armen en lees de maat af op de schaalverdeling.
Bij binnenmaat: Steek de kleine armen in de buis en lees de maat af op de schaalverdeling.
Fase 7 Kruishout:
Voor het aftekenen van een evenwijdige rechte lijn op een plank of plaat. Zet het verschuifbare deel vast op de gewenste afstand met behulp van een vleugelmoer. Duw het kruishout tegen de rand van de plank. Trek het langs de rand en laat het goed tegen de kant aansluiten.
U kan een kruishout ook zelf maken met 2 plankjes en een potlood.
Fase 8
Voor het aftekenen van de maten gebruikt u best een timmermanspotlood, dit is zacht en geeft een duidelijk zichtbare streep. Bovendien is het minder breekbaar dan een gewoon potlood.
Metalen verbindingsstukken
Meubelhoeken
Dit zijn de meest gekende hoekijzers, verkrijgbaar in verschillende maten. Hiermee maakt u haakse verbindingen tussen plaatmateriaal of latten. Ze zijn bedoeld voor verbindingen die niet zwaar belast worden. Meubelhoeken soms worden ook wel ‘versterkingshoeken’ genoemd.
Drempelhoek
De drempelhoek is een heel sterke variant van de meubelhoek.
Hoekanker
Dit is een veel bredere en sterkere uitvoering van de meubelhoek, deze zijn bedoeld voor zwaardere constructies.
Spijkerplaat
Hiermee kunt u bredere en dikkere houten onderdelen (latten, balken) in één vlak met elkaar verbinden. U zet de spijkerplaat op het hout vast met een flink aantal spijkers. Schroeven kan natuurlijk ook
Koppelplaat
Hiermee kunt u 2 balken in de lengterichting met elkaar verbinden. U brengt aan weerszijden van de las een koppelplaat aan, met schroeven of spijkers. Deze verbinding is echter niet voldoende voor zware, verticale, belasting. U kunt hem dan ook alleen voor vloerbalken gebruiken als de verbinding ook nog eens ondersteund word.
Balkdrager
Dit is een metalen bakje dat met de achterkant op de muur geschroefd wordt Hiermee kunt u een balk loodrecht op een muur bevestigen. .Leg de balk in het bakje en schroeft hem daaraan vast. Eventueel optrekkend vocht kan de kop van de balk niet aantasten doordat de balk niet direct in aanraking komt met de muur. Balkdragers zijn verkrijgbaar in verschillende maten, voor verschillende balkdiktes.
Raveeldrager
Raveeldragers zijn speciaal bedoeld voor het aanbrengen van dwarsbalken tussen 2 balken. Als u bv. een opening in het plafond moet maken voor een zoldertrap of lichtkoepel.
Deze zijn verkrijgbaar in verschillende maten. In tegenstelling tot de balkdragers zijn ze aan de achterkant wel open. Dat maakt raveeldragers minder geschikt voor bevestiging van een dwarsbalk aan een stenen muur: optrekkend vocht kan dan immers wel de balk binnendringen.
Regeldrager
Een regeldrager is een wat kleinere uitvoering van de raveeldrager en is bedoeld voor smallere dwarslatten.
Muren behangen
Fase 1
Voorbereiding:
De standaardmaat van een rol behang is 52cm x 10m (5.2m2). Deel het totale muuroppervlak door vijf en u weet hoeveel rollen u ongeveer nodig hebt. Bij behang met een motief moet u rekenen op verlies. Hoe groter het motief, hoe meer verlies.
Kies behangrollen uit met hetzelfde kleurnummer. Anders kunnen er kleine maar zichtbare kleurafwijkingen optreden bij het eindresultaat.
Fase 2
Smeer het oude behang in met behangafweekmiddel. Laat dit enkele minuten inweken en stteek het oude behang los met een breed plamuurmes.
Fase 3
Om sneller te werken kan u een afstoommachine huren. Vul het apparaat met water en wacht tot dit op temperatuur is. Houd de afstomer een halve minuut op dezelfde plek en steek het behang los.
Fase 4
Gaten in de muur vullen met vulmiddel. Schuur dit na opdrogen glad met fijn schuurpapier.
Fase 5
Smeer onbewerkte en sterk zuigende muren in met voorstrijkmiddel. Dit moet 24 uur drogen voor u kunt behangen.
Fase 6
Meet eerste de breedte van het behang. Trek daar 2cm vanaf en zet op die afstand een streepje op de muur (gemeten vanuit één van de hoeken). Teken op die hoogte een loodrechte lijn op de muur met behulp van een waterpas of schietlood. Bij een schouw is het mooier om de eerste baan in het midden aan te brengen, als het behang een motief heeft. Het oogt rustiger wanneer het motief precies in het midden zit.
Fase 7
Maak de behangselplak aan volgens de gebruiksaanwijzing. Laat de plak minstens 10 minuten rusten.
Fase 8
Meet de hoogte van de kamer op verschillende plaatsen op. Maak de behangbanen 10cm langer dan de grootst gemeten hoogte. Snijd of knip in één keer een voorraad banen behang op maat.
Fase 9
Tel bij behang met een motief de afstand tussen het terugkerende motief bij deze lengte op. Vaak geven de fabrikanten de hoogte van het dessin aan op de verpakking Tip!
Fase 10
Leg een baan behang ondersteboven op de behangtafel. Smeer hem gelijkmatig in met behangplaksel (blokkwast). Tip!
Fase 11
Vouw de ingesmeerde delen harmonicagewijs op. Laat de lijm even inweken (zie gebruiksaanwijzing behang). Tip!
Fase 12
Vouw een deel van de eerste behangbaan open. Breng het behang boven op de muur aan, langs de getekende loodlijn. Houd bij het plafond minimaal 3cm overlap.
Werk met schone handen. Vingerafdrukken kunnen later zichtbaar zijn.
Fase 13
Wrijf de baan met de borstel tegen de muur, van boven naar beneden. Zo wrijft u lucht er achter vandaan. Controleer steeds of de baan nog aan de loodlijn grenst. Zit hij scheef, trek hem dan meteen los en breng hem opnieuw aan. Tip!
Fase 14
Trek met de punt van de schaar een vouw in de hoek met het plafond. Haal het behang een stukje los en knip het overtollige deel af. Wrijf het behang opnieuw vast met de borstel. Maak op dezelfde manier het behang op maat in de hoek en aan de onderkant van de muur. Dikker behang kunt u ook met een hobbymes in de hoek afsnijden.
Fase 15
Breng de volgende baan aan. Leg hem strak tegen de eerste baan aan (‘stotend’) of laat hem iets overlappen. Zie hiervoor de gebruiksaanwijzing bij het behang. Laat eventuele patronen netjes op elkaar aansluiten. Druk de naden aan met een nadenroller.
Fase 16
Smeer kierende naden nogmaals in met wat lijm. Rol ze na met een nadenroller.
Fase 17
Bij een binnenhoek:
Sluit de baan op de vorige baan aan. Wrijf het eerste deel op de muur vast. Knip de overlap met het plafond in. Wrijf dan de rest van de baan op de nieuwe muur vast.
Fase 18
Als de hoek niet helemaal haaks is, zal de rand van de baan niet meer loodrecht lopen. Trek dan opnieuw een loodlijn (zie begin) en laat de volgende baan overlappen.
Fase 19
Bij een stopcontact:
Schakel de stroom uit. Verwijder het afdekplaatje. Plak het behang over het stopcontact heen. Maak een stervormige insnijding en knip het gat uit (iets kleiner dan het afdekplaatje).
Fase 20
Laat het behang goed drogen (24 uur). Mocht er toch hier en daar een luchtblaasje achterblijven, snij dit dan in met een fijn cuttermes. Doe er wat lijm achter en druk het behang weer vast. Smeer eventueel losgeraakte naden opnieuw in met wat lijm en druk ze aan met de nadenroller. Nadat het behang geheel opgedroogd is, kunt u het verven met wateroplosbare muurverf (latex). Schrik niet als het behang gaat bobbelen: naarmate de verf opdroogt zal het weer geheel strak trekken. Stap 1 Voorbereiding:
De standaardmaat van een rol behang is 52cm x 10m (5.2m2). Deel het totale muuroppervlak door vijf en weet u hoeveel rollen u ongeveer nodig hebt. Bij behang met een motief moet u rekenen op verlies. Hoe groter het motief, hoe meer verlies.
Kies behangrollen uit die allemaal voorzien zijn van hetzelfde kleurnummer. Anders kunnen er kleine maar storende kleurafwijkingen optreden.