Boren
Fase 1
De oude boormachines hebben nog een tandkransboorkop, waarvan de bek met een speciale boorsleutel open en dichtgedraaid wordt. Tegenwoordig hebben de meeste boormachines een snelspankop. De machine draait de bek zelf dicht zodat het verwisselen van een boortje veel gemakkelijk is. Boorhamers zijn voorzien van een speciale SDS-boorkop. Ook nu is geen gereedschap nodig voor het verwisselen van de boor, maar in zo’n boorkop passen alleen SDS-boren en -beitels.
Fase 2
Overbrenging
Of u de juist boormachine heeft, hangt af van waar u hem voor wilt gebruiken. De kracht die de machine kan leveren hangt sterk af van de kwaliteit van de overbrenging (het ‘koppel’). Hoe hoger het koppel (uitgedrukt in Nm), hoe groter de diameter van het gat kan zijn en hoe harder het materiaal mag zijn waarin u boort. Een boormachine met een hoog koppel kan overigens ook gebruikt worden voor ander zwaar werk, zoals het mengen van verf en stucspecie.
De kwaliteit van de overbrenging is merkgebonden. Als u boormachine regelmatig wilt gebruiken voor zwaar werk, dan kunt u beter kiezen voor kwaliteit en de iets duurdere.
Fase 3
Boorsnelheid
Ook de draaisnelheid speelt een rol, het toerental moet juist ingesteld worden. Als de draaisnelheid niet past bij de diameter van de boor of bij de hardheid van het te boren materiaal, kan de kop van het boortje verbranden. Hou de volgende vuistregels aan:
- hoe dunner het boortje, hoe hoger de draaisnelheid mag zijn
- hoe harder het materiaal, hoe lager de snelheid moet zijn
Bij sommige modellen is het toerental alleen mechanisch in te stellen (2 standen: snel en langzaam). Een boormachine met een elektronische, traploze regelbaarheid, werkt prettiger. Bij sommige machines gebeurt dit door de aan- en uitknop meer of minder in te drukken, bij andere via een aparte stelknop op de handgreep.
Fase 4
Klopboormechanisme
De meeste boormachines zijn voorzien van een klopmechanisme, dit maakt het boren iin steen gemakkelijker. Voor materialen als beton is dat echter niet genoeg; daarvoor kunt u beter een boorhamer gebruiken.
Fase 5
Houtboortjes
Voor boren in hout kunt u zowel houtboortjes als metaalboortjes gebruiken. Houtboren hebben als voordeel dat ze voorzien zijn van een ‘centerpunt’. Dat vergemakkelijkt het richten van de boormachine. Ze zijn verkrijgbaar met een diameter van 3 tot 20 mm. Voor het boren van grote gaten gebruikt u een slangenboor of een speedboor. Deze zijn verkrijgbaar met een diameter van 12-38 mm.
Fase 6
Metaalboortjes
Voor zachte metalen (koper, aluminium) volstaan gewone stalen metaalboortjes. Voor harde metaalsoorten kunt u beter boortjes gebruiken die gemaakt zijn van chroom-vanadium, kobalt of titanium-carbide. Ook de aanduiding HSS op de verpakking wijst op een zwaardere kwaliteit. Metaalboortjes zijn verkrijgbaar met een diameter van 1 tot 13 mm.
Fase 7
Steenboortjes
Voor baksteen en wandtegels kunt u gewone steenboortjes gebruiken. Wilt u echter boren in beton of vloertegels, zet dan voor een betonboortje in uw machine. Steen- en betonboren zijn verkrijgbaar met een diameter van 4 tot 14 mm.
Bouten en schroeven
1 Bolkop houtschroef
Deze schroeven blijven op het materiaal liggen. De schroefdraad loopt niet helemaal door tot aan de kop. Meestal zijn ze voorzien van een gleufkop.
2 Lenskop houtschroef
Bij deze variant op de bolkop schroef loopt de kop aan de onderkant taps toe. Daardoor valt hij een stukje in het hout, wat voor een fraaie afwerking zorgt. In combinatie met een kraalring zorgen ze voor een professionele afwerking.
3 Platkop houtschroef
Deze heeft een taps toelopende kop die in de ondergrond moet kunnen verzinken. Het oppervlak blijft zo volledig glad. Dat kan alleen als het hout zacht genoeg is (bijvoorbeeld: vurenhout) of als u het boorgat van tevoren geruimd hebt met een verzinkboor. Ook bij platkop houtschroeven loopt de schroefdraad niet helemaal door tot aan de kop. Ze zijn verkrijgbaar met verschillende typen koppen (gleuf, PH, PZ).
4 Spaanplaatschroef
Deze schroef wordt ook wel snelbouwschroef genoemd. Het is een platkop schroef met een schroefdraad die doorloopt tot aan de kop. De grove spoed en scherpe punt zorgen dat deze schroeven makkelijk in het houtdraaien, voorboren is vaak niet nodig. Spaanplaatschroeven zijn voorzien van een posidriv-kruiskop (PZ).
5 Gipsplaatschroef
Deze zwarte schroeven lijken op spaanplaatschroeven, maar zijn gemaakt van roestvrij metaal. Ze gaan daardoor niet roesten na het aanbrengen van stucwerk of latex. De spoed van een gipsplaatschroef is fijner dan die van een spaanplaatschroef. Bovendien hebben ze een Philips-kruiskop. Gebruik daarom altijd een PH schroevendraaier (of schroefbit)
6 Houtdraadbout
Houtdraadbouten kunnen zwaar belast worden. Ze zijn heel geschikt voor bijvoorbeeld het ophangen van een cv radiator, het verankeren van een balk in een betonnen vloer of zware houtverbindingen. Ze hebben een zeskantige kop en u draait ze vast met behulp van een steek- of dopsleutel.
7 Parkers
Deze metaalschroeven met een vlijmscherpe spoed lopen door tot aan de kop. Doordat de spoed onder een iets schuinere hoek staat, baant de schroef zich makkelijker een weg door het metaal en brengt daar zodoende zelf een schroefdraad in aan ('zelf-tappend'). Boor het metaal eerst voor met een metaalboortje met een iets kleinere diameter dan de dikte van de parker. Parkers zijn er in gleufkop en kruiskop uitvoering.
8 Schroefogen en -haken
Deze schroeven zijn niet bedoeld om dingen aan op te hangen en niet om materialen aan elkaar te verbinden, . Een schroefoog is voorzien van een geheel of half gesloten ring. Het vastdraaien gaat makkelijker als u een schroevendraaier door de ring steekt en als hefboom gebruikt om kracht te zetten.
Schroefhaken zijn verkrijgbaar met en zonder gleuf. In het laatste geval kunt u de haak met behulp van een schroevendraaier aandraaien.
Schroefogen en schroefhaken zijn ook verkrijgbaar in wit gelakte uitvoering
9 Bouten
De bouten steekt u helemaal door de te verbinden delen heen, het is het aandraaien van de moer die uiteindelijk zorgt voor een zeer sterke verbinding. Draai de moer vast met behulp van een steek- of ringsleutel, nooit met een combinatie- of waterpomptang. Met die gereedschappen beschadigt u de kop van de bout. U heeft overigens 2 van zulke sleutels nodig: een om de moer mee aan te draaien en een om de bout tegen te houden en meedraaien tegen te gaan.
Om te voorkomen dat de bout in het materiaal getrokken wordt, brengt u aan de kop- en moerzijde eerst een ring aan. Gebruik aan de moerzijde een veerring, dan kan de moer niet los gaat zitten. Een extra beveiliging tegen lostrillen is het gebruik van een borgmoer in plaats van een gewone moer. Bij borgmoeren is de schroefdraad voorzien van een laagje kunststof dat tijdens het vastdraaien oprolt en de ruimte tussen de spoed strak opvult.
Wilt u de bout later makkelijk los kunnen maken, kies dan voor een vleugelmoer. Deze kunt u met de hand vast- en losdraaien.
Bouten zijn verkrijgbaar in verschillende lengtes, diktes en materiaalsoorten (staal, messing, RVS). De dikte wordt aangeduid met een M-code (M6, M8, enz.). Let op dat u moeren koopt met dezelfde M-aanduiding.
10 Slotbouten
Dankzij hun afgeronde kop leveren deze bouten een fraaie afwerking op. Direct onder die kop zit een vierkant gedeelte. Steekt de bout door het gat heen en tik de kop met een hamer aan, zodat het vierkante gedeelte in het hout dringt. Nu is de bout gefixeerd en kan niet meedraaien tijdens het aandraaien van de moer. Breng aan de moerzijde een ring aan, zodat de moer niet in het hout getrokken wordt.
11 Draadeind
Draadeind is een in feite een lange bout zonder kop, die u zelf op maat kunt zagen. U maakt de verbinding door aan beide uiteinden een (veer)ring en een moer aan te brengen. Vijl de bramen op het zaagvlak weg, om te voorkomen dat u de moeren scheef op de schroefdraad draait.
12 Inbusbouten
Deze bouten hebben een kop met een zeshoekig gat. U draait ze vast met een inbussleutel. Het voordeel van zo'n inbuskop is dat u optimale grip heeft met de imbussleutel. U kunt dus veel kracht zetten.
Hoeken meten
Fase 1
Winkelhaak: Dient voor het aftekenen van een haakse zaaglijn.
Teken de lengte die u wenst af op de plank. Leg de korte zijde van de winkelhaak tegen de zijkant van de plank. Leg de liniaal-zijde van de winkelhaak tegen het afgetekende streepje. Teken de lijn strak langs de liniaal.
Fase 2
Hoewel een winkelhaak geheel haaks hoort te zijn, is dat niet altijd zo! U kunt dit zelf nagaan door de lijn nogmaals af te tekenen, vanaf de andere kant van de plank. Als de winkelhaak geheel haaks is, vallen beide lijnen exact over elkaar heen.
Fase 3
Heeft u geen winkelhaak voorhanden? Gebruik dan een handzaag als winkelhaak. De hoek tussen de bovenkant van het zaagblad en de rand van het handvat is meestal haaks. Controleer dit door de lijn tweemaal af te tekenen, vanaf beide kanten van de plank.
Fase 4
3-4-5 Steek:
Als u de omtrek van een nieuwe aanbouw wilt uitzetten, of een grote haakse hoek als startpunt voor het betegelen van de vloer, is een kleine winkelhaak niet bruikbaar. Maak in dat geval zelf een grote haakse hoek, met behulp van drie latten. Neem drie latten die zich in lengte verhouden als 3:4:5 (bijv. 75cm, 100 cm, 125 cm). Zet de latten met 2 schroeven aan elkaar vast (met 1 schroef ontstaat speling). Bevestig er eventueel een extra verstevigingslat aan.
Fase 5
Een zwaaihaak gebruikt u voor het opmeten en aftekenen van een niet-haakse hoek.
Draai de vleugelmoer van de zwaaihaak los. Leg het handvat langs de ene zijde van de hoek. Leg het bewegende deel langs de andere zijde van hoek. Zet de vleugelmoer weer vast.
Fase 6
Teken de hoek af op de plank of plaat die u wilt verzagen.
Fase 7
U kunt de hoek aan de binnenkant of aan de buitenkant opmeten. In het eerste geval tekent u de Buitenzijde van de zwaaihaak af, in het tweede geval de binnenzijde.
Fase 8
Een Profielmal gebruikt u voor het afmeten van uitsparingen (vloerdelen leggen, tegels uitsnijden, enz.).
Schuif alle naalden van de mal uit. Duw hem tegen het voorwerp en laat de naalden de vorm zo strak mogelijk volgen. Teken de vorm af op het materiaal dat u wilt uitzagen.
Lassen
Fase 1
Teken op beide profielen een hoek af van 45 graden, met behulp van een winkelhaak.
Fase 2
Klem de profielen in de bankschroef en zaag ze langs de afgetekende lijn af. Hoe nauwkeuriger u werkt, hoe fraaier de verbinding later wordt.
Vijl scherpe randen en bramen in de zaagsnede weg met behulp van de metaalvijl
Fase 3
Eventuele roestdeeltjes borstelt u weg met een staalborstel en reinig het staal met een ontvettingsmiddel.
Fase 4
Leg de profielen tegen elkaar aan op een brandvrije ondergrond.
Fixeer ze met lijmklemmen.
Fase 5
De transformator stelt u in op de dikte van het materiaal (bijvoorbeeld: 3 mm).
Fase 6
Steek de elektrode in de lasklem.
Fase 7
Klem de lasklem op een van de profielen.
Fase 8
Hou de elektrode dicht bij het staal zo ontstaat er een vlamboog die het metaal terplekke laat smelten.
Fase 9
Sleep de elektrode in een gelijkmatige beweging over de lasnaad.
Fase 10
Het overtollig lasmateriaal doet u meteen na het lassen weg, met de bikhamer. Zo werkt u proper naar een mooi eindresultaat..
Fase 11
De las kan nu afkoelen en maak hem dan glad en effen met een vijl of haakse slijper en een staalborstel.
Fase 12
Om roestvorming te voorkomen zet u het werkstuk in de loodvrije menie.
Hierna kunt u het metaal desgewenst aflakken.
Lengte en breedte meten
Fase 1 Rolmaat en duimstok:
Een duimstok heeft een lengte van 1 meter.
Rolmaten zijn verkrijgbaar in verschillende lengtes (1– 5m).
Fase 2
Meet korte lengtes door de rolmaat of duimstok uit te leggen.
Fase 3
Meet grote afstandenop in verschillende gedeeltes en tel daarna de maten op.
Fase 4
U kunt de rolmaat ook geheel klem uitzettn tussen de 2 wanden. Lees de maat af en tel de breedte van het huis van de rolmaat daarbij op. Die maat is meestal op de rolmaat aangegeven. Sommige rolmaten zijn voorzien van een venster, waarop u de binnenmaat kunt aflezen.
Fase 5 Landmeter:
Dit is geschikt voor het opmeten van grote lengtes, als nauwkeurigheid niet zo belangrijk is, bijvoorbeeld bij de tuin opmeten, indruk van de benodigde hoeveelheid tapijt, enz. Landmeters zijn verkrijgbaar bij uw bouwmarkt in lengtes van 10-50m, met een schaalverdeling in decimeters en centimeters.
Fase 6 Schuifmaat:
Dit is een precisie-instrument om buitenmaten mee op te meten maar ook voor het opmeten van binnenmaten van pijpen, bouten en buizen.
Bij buitenmaat: Klem het voorwerp tussen beide grote armen en lees de maat af op de schaalverdeling.
Bij binnenmaat: Steek de kleine armen in de buis en lees de maat af op de schaalverdeling.
Fase 7 Kruishout:
Voor het aftekenen van een evenwijdige rechte lijn op een plank of plaat. Zet het verschuifbare deel vast op de gewenste afstand met behulp van een vleugelmoer. Duw het kruishout tegen de rand van de plank. Trek het langs de rand en laat het goed tegen de kant aansluiten.
U kan een kruishout ook zelf maken met 2 plankjes en een potlood.
Fase 8
Voor het aftekenen van de maten gebruikt u best een timmermanspotlood, dit is zacht en geeft een duidelijk zichtbare streep. Bovendien is het minder breekbaar dan een gewoon potlood.