Afwerken gipsplaten
Fase 1
Gipsplaat stucen
Vul de naden en schroefgaten met gipsplaatvuller. Voor de schroefgaten gebruikt u een plamuurmes. Voor het vullen van de naden is het beter met een stucspaan.
Haal steeds overtollige gipsplaatvuller direct weg om mooi werk af te leveren.
Fase 2
Plak nadenband over de naden tussen de platen. Plaats op de hoeken een stucspeer voor een goed eindresultaat.
Fase 3
Behandel de gipsplaten met voorstrijkmiddel en laat dit 12 uur drogen. Stuc de platen vervolgens.
Fase 4
Gipsplaten schilderen
Vul de naden en schroefgaten met gipsplaatvuller. Voor de schroefgaten gebruikt u een plamuurmes, het vullen van de naden gaat het makkelijkste met een stucspaan.
Haal overtollige gipsplaatvuller direct weg en breng zonodig een tweede laagje aan om de laatste oneffenheden te vullen.
Fase 5
Na droging het gladschuren.
Fase 6
U kunt de naden tussen de gipsplaten ook behouden. In dat geval brengt u best een dunne ril acrylaatkit in de naden aan en strijk dit
met een natte vinger glad. Zo dicht u de kieren tussen de afzonderlijke platen.
Fase 7
Behandel de platen met voorstrijkmiddel en laat dit minimaal 12 uur drogen.
Schilder de platen met muurverf.
Automatische garagedeur
Fase 1
Verwijder eerst eventuele vergrendelingen die eerder op de garagedeur zijn aangebracht.
Fase 2
Draai de ketting om het eindstuk en verbind beide kettinguiteinden met behulp van het sluitstuk.
Schuif het eindstuk met ketting door de geleiderail, totdat de bout van het eindstuk aan de andere kant van de rail uitsteekt.
Fase 3
Schuif de poortarmslede in de geleiderail.
Bevestig de poortarm aan de slede en de deurbevestiging aan de poortarm.
Fase 4
Draai het andere uiteinde van de ketting om de aandrijfkop van de motor en schuif deze in het uiteinde van de voorziene rail.
Fase 5
Span de ketting door het eindstuk met een moer aan te draaien. Niet te strak, maar ook niet zo los dat de ketting doorhangt.
Bevestig de lateibeugel aan het uiteinde van de geleiderail.
Fase 6
Schroef het uiteinde van de geleiderail vast aan de latei boven de garagedeur op ongeveer een 5-12 cm onder het plafond.
Hang de rail mooi recht met de waterpas, met behulp van de ophangbeugel.
Fase 7
Schroef de poortarm vast aan de bovenkant van de garagedeur.
Fase 8
Ontgrendel de aandrijving door middel van de noodontgrendeling en sluit de garagedeur handmatig
Zet de “dicht”-schakelaar vast op de geleiderail, op de plek waar zich op dat moment de slede bevindt (vastklikken, kwartslag).
Doe de garagedeur weer open en klik ook de “open”-schakelaar op de geleiderail vast, wederom op de plek waar de slede zich dan bevindt.
Fase 9
Monteer desgewenst de besturingsknop voor sleutelbediening aan de buitenzijde van de garage, op minimaal 1,5meter hoogte.
Bevestig waarschuwingsbordjes die werden meegeleverd.
Fase 10
Test de garagedeuraandrijving uit door de ‘leertoets’ in te drukken (zie fase 11). Pas indien nodig de positie van de open- en dichtschakelaar op de rail iets aan.
Zet een voorwerp onder de deur en controleer of de garagedeuraandrijving daarop reageert: hij moet automatisch weer omhoog gaan. Dit ter voorkoming dat iemand onder de deur bekneld kan raken.
Fase 11
ROGRAMMEERPROCEDURE BG63 GARAGEDEUROPENER
1. u haalt de spanning van de garagedeuropener af,
2. zet na 10 seconden de spanning weer op de garagedeuropener,
3. druk achterop de garagedeuropener op het knopje “LERN” (1) totdat het rood LED lichtje (deze kunt u vinden tussen het spleetje(2) van het knopje en de kast) helemaal oplicht,
4. Druk op de grote knop van de handzender (3) (uw lampje van de handzender (5) licht groen op),
5. Nu heeft u kanaal 1 geprogrammeerd van de garagedeuropener,
6. Herhaal punt 3,
7. Nu drukt u op uw handzender eerst het kleine knopje (4) en meteen daarna de grote knop in, uw lampje van de handzender (5) licht nu rood op,
8. Nu heeft u kanaal 2 geprogrammeerd,
9. Herhaal punt3,
10. Nu drukt u op uw handzender 2x kort op het kleine knopje (4) en daarna op de grote, nu licht het lichtje oranje/geel (5) op,
11. Druk nu kort op de leertoets (1) achterop de garagedeuropener, de garagedeuropener moet nu zelf beginnen te werken,
12. Nu moet de garagedeuropener klaar zijn voor gebruik.
Buiten kerstverlichting
Fase 1
Bevestiging
Kerstverlichting kunt u direct aan takken van bomen of struiken bevestigen. Het middelpunt van het snoer plaatst u op het hoogste punt.
Schuif de mini-lampjes aan de onderzijde om een tak heen en zet ze vast door het stropje aan te trekken.
De kaarslampen kunnen bevestigd worden met de klip onderaan de lampjes.
Fase 2
Gebruik bundelbandjes om het snoer makkelijk langs de takken te leiden. Met een schaar knipt u de uitstekende delen van de bundelbandjes af.
Fase 3
Om een dakrand of deurlijst te verlichten is een lichtsnoer is zeer handig.
Om de 20 cm zet u het vast met behulp van een bundelbandje deze kunt u aan de spijkers ophangen.
Fase 4
Elektrische aansluiting
Als u een spatwaterdichte contactdoos in uw tuin heeft, is het aansluiten van de kerstverlichting
simpel. Let er wel op, dat uw kerstverlichting geschikt is voor buiten.
Fase 5
Als u geen tuincontactdoos heeft, moet u gebruik maken een verlengsnoer. Deze dient geschikt te zijn voor buiten gebruik.
Werk de stekker van de kerstverlichting en de contrastekker van het verlengsnoer weg in een safebox. Een safebox is een wtaerdichte opsluitbox voor stekkers.
Dimmers plaatsen
Fase 1
Verwijder het dekplaatje van de lichtschakelaar. Schroef de lichtschakelaar los van de inbouwdoosen mak de bedrading los.
Fase 2
Trek de draaiknop van de dimmer. Controleer of de zekering van de dimmer goed vast zit. Strip de draden (indien nodig) en bevestig ze aan de dimmer.
Fase 3
Schroef de dimmer vast op de inbouwdoos. Druk de draaiknop weer vast.
Schakel de stroom aan en controleer of de dimmer goed werkt.
Halogeenspots installeren
Fase 1
Om veilig te werkan alvorens u begint moet u altijd de stroom uitschakelen.
Fase 2
Kies waar de inbouwspots moeten komen. Dit hangt af van uw persoolijke noden en voorkeuren. De inbouwspots moeten minstens 30 cm uit elkaar worden
geplaatst. De maximale afstand hangt af van het vermogen van de spots en kunt u lezen op de verpakking of in de gebruiksaanwijzing.
Fase 3
Bepaal de grootte van het gat waarin straks de inbouwspot wordt
verwerkt. Op de verpakking of in de gebruiksaanwijzing van de spot zit
een gatenmal welke u kan overtrekken. Indien er geen mal bij de
inbouwspots zit, gaat u als volgt te werk:
- meet de binnendiameter
van de spot. Deze is bijv. 8 cm.
- deel de binnendiameter van de spot
door 2. Teken een rechts streepje (in dit geval 4 cm) op een stuk karton.
- zet de punt van de passer aan het begin van het streepje en het
potloodpuntje op het einde van het streepje. Trek nu met de passer een
rondje. Deze is nu gelijk aan de binnen diameter van de inbouwspot. Knip
het rondje uit en trek dit over op het plafond.
Fase 4
Zaag de gaten uit met een decoupeerzaag.
Fase 5
Bij dubbel geïsoleerde en ongeaarde spots verbindt u door middel van een kroonsteen het electriciteitssnoer van de contactdoos aan de blauwe en de zwarte draad van het lichtpunt in de kamer. Zo kunt u straks de spots bedienen met de schakelaar van dit lichtpunt. Zie het kleine overzichtsschema hiernaast.
Fase 6
Schuif de transformator door het gat en steek de stekker in het opbouwstopcontact.
Fase 7
Trek het snoer van de transformator door het gat en sluit deze aan op het witte blokje op de spot. Let op ! Wanneer u inbouwspots heeft zonder transformator, volgt u de volgende stap: Steek het electriciteitssnoer van bovenuit door het geboorde gat.
Vanuit het lichtpunt lopen 3 draden: een zwarte schakeldraad: een blauwe nuldraad; een geel/groene aardedraad.
Zorg ervoor dat , door middel van een kroonsteen het snoer van de contactdoos (met randaarde!) wordt aangesloten op de 3 draden die vanuit het lichtpunt lopen. Sluit kleur op kleur aan.
Fase 8
Om te weten hoe u de inbouwspot in het gat moet plaatsen, dient u gebruiksaanwijzing van de spot te raadplegen. De manier van plaatsen verschilt per inbouwspot.
Op deze afbeelding ziet u een voorbeeld van het plaatsen van een inbouwspot
Fase 9
Controleer zeker of de spots goed vast zitten en of er geen gereedschap of materialen boven het plafond zijn achtergebleven.
Belangrijk!!
Inbouwspots worden erg warm. Wanneer de inbouwspots worden afgedekt, kunnen ze de warmte niet kwijt. Hierdoor kan kortsluiting op brand ontstaan. Zorg er dus voor dat de spot niet bedekt worden door isolatiemateriaal of andere materialen die boven het plafond zijn achterbleven.
Fase 10
Ook voor het plaatsen van de lamp dienst u de gebruiksaanwijzing van de spot te raadplegen.
Let op ! Pak halogeenlampjes niet met de blote hand, maar met een zakdoek vast. Het glas mag niet vet worden, anders brandt de lamp zeer snel door.
U kan nu de stroom weer aanleggen.
LED verlichting
Fase 1
Een set LEDjes bestaat uit 6 lampjes, onderling verbonden met een snoer van ongeveer 12 meter, en een afzonderlijk aansluitsnoer (20 cm aan elk lampje). Hierop kunnen de individuele lampjes ‘ingeplugd’ worden. Dit aansluitsnoer loopt naar de transformator, die op zijn beurt weer aangesloten wordt op 220V netspanning.
Meet de afstand tussen de verschillende snoeren op. Deze bepaalt de maximale afstand tussen de lampjes en de afstand tussen het eerste lampje en het stopcontact.
Fase 2
Met een schuifmaat meet u de doorsnede van de huls van één lampje.
Fase 3
Bepaal waar de lampjes moeten komen. De maximale onderlinge afstand kan per type verschillen, maar meestal heeft u ruim 20 cm speling.
Zet de afstand tussen de lampjes uit met behulp van een rolmaat en markeer deze plekken met een potloodstreepje.
Fase 4
Boor op de gemarkeerde plaatsen gaten met een speedboor met de juiste diameter.
Fase 5
Sluit onder de terrasplanken of -tegels de afzonderlijke lampjes aan op het aansluitsnoer.
De gebruikte draaisluiting is waterdicht.
Fase 6
Steek het stekkertje en draad door het gat en laat het LED lampje in het gat zakken.
De huls verdwijnt in het gat, de ring blijft op het hout liggen.
Fase 7
Monteer de transformator in de buurt van het buitenstopcontact en sluit de stekker aan op het net.
Alarm installeren
Fase 1
Een ideale plaats voor de centrale te installeren is de buurt van de voordeur en een stopcontact.
Ga na of u vanaf deze plaats overal de ingebouwde sirene kunt horen?
Monteer de centrale op de muur met behulp van schroeven en pluggen, op minimum 1,5 meter hoogte.
Fase 2
Installeer in iedere ruimte een bewegingsmelder, op een plek die van het raam of deur is afgewend.
Zet deze met schroeven en pluggen op de muur vast, op ongeveer 1,8meter hoogte.
Open het batterijcompartiment en plaats een 9 V batterij.
Fase 3
Heeft u een hond of een kat als huisdier: Installeer de bewegingsmelders dan ondersteboven aan de muur op 1,2 meter hoogte. Zo voorkomt u vals alarm.
Fase 4
Monteer het zendergedeelte van het magneetcontact op de stijl van het raam of de deur (schroeven).
Bevestig het magneetgedeelte op het raam of de deur zelf.
Open het batterijcompartiment en plaats een 12 V batterij.
Fase 5
Om alles uit te proberen en te controleren: zet de centrale op de teststand.
Test alle detectors afzonderlijk uit zoals voorgeschreven in de handleiding.
Fase 6
U kunt het systeem uitbreiden met extra alarmgevers. Bijvoorbeeld: een extra sirene of flitslicht, een gevelkast of een telefoonkiezer.
De laatste zorgt dat de melding automatisch doorgebeld wordt naar 4 externe telefoonaansluitingen naar uw keuze.
Basis voor elektriciteit
Fase 1
De stroomaanvoer vanaf de groepenkast moet per vertrek uitmonden in een centrale doos. Van daaruit lopen leidingen naar de diverse lichtpunten, stopcontacten en schakelaars.
Omdat u in de keuken meerdere apparaten gebruikt die veel stroom verbruiken, dient u daar 2 groepen voor te reserveren. Verdeel de apparaten gelijkmatig over beide groepen, al naar gelang hun stroomverbruik.
Fase 2
Gebruik alleen de moderne standaard elektradraad en houdt u aan de kleurcodes:
- bruin: stroomaanvoer (fase-draad)
- blauw: stroomafvoer (nul-draad)
- zwart: stroomaanvoer vanaf een schakelaar naar een lichtpunt (schakeldraad)
- geel/groen: aarde
Fase 3
Gebruik het juiste type behuizing, voorzien van het Kema-keurmerk:
- voor installatiedraad: pvc-elektrabuis
- voor aftakkingen daarvan: lasdoos
- voor inbouwschakelaars en –stopcontacten: inbouwdozen
Fase 4
Stopcontacten mogen niet lager zitten dan 30 cm boven de vloer.
De standaardhoogte voor lichtschakelaars en keukenstopcontacten bedraagt 105 cm.
Fase 5
Bij badkamers worden 4 zones onderscheiden:
- Zone 0: in de douchebak of badkuip zelf. In deze zone mag zich uiteraard geen elektrische installatie of apparaat bevinden.
- Zone 1: aangrenzende muren tot een hoogte van 2,25 m. In deze zone mogen geen schakelaars of stopcontacten geplaatst worden en alleen verlichtingsarmaturen die maximaal spatwaterdicht zijn (beschermingswaarde IP-45).
- Zone 2: een cirkel met een straal van 60 cm., rondom zone 1. Ook hier zijn stopcontacten en schakelaars niet toegestaan. Eventuele verlichtingsarmaturen moeten een IP-waarde hebben van IP-44 of hoger.
- Zone 3: het gebied vanaf zone 2, tot 3 meter van douche of bad. Hier mag u wel schakelaars en stopcontacten plaatsen, mits deze achter een aardlek schakelaar staan. Ook armaturen met lagere beschermingswaarde (IP-21) zijn toegestaan
Deurbel plaatsen
Fase 1
Bevestig de transformator op de muur, dichtbij het stopcontact. Voor meer informatie, Schroef de bel op de gewenste plaats
Fase 2
Boor een gaatje door het kozijn. Steek het belsnoer van binnen uit daar doorheen.
Fase 3
Verwijder 5cm van de isolatie van het belsnoer met behulp van een striptang. Strip beide aders 2cm blank. Schroef deze aan de polen van de beldrukker. Schroef de beldrukker op het kozijn.
Fase 4
Breng het belsnoer naar de bel en knip het af op maat. Verwijder 5cm van de isolatie en strip beide aders 2cm blank. Bevestig één van de aders aan een van beide belpolen. Meet de afstand tussen bel en transformator. Knip een stuk belsnoer op maat. Verwijder aan beide uiteinden 5cm van de isolatie en strip de aders 2 cm blank.
Fase 5
Schroef het belsnoer aan de zwakstroompolen van de transformator en aan de bel (zie illustratie).
Draai de 2 vrije blanke aders in elkaar en draai er vervolgens isolatietape omheen. Strip een stuk elektriciteitsdraad aan weerszijden 2cm. Sluit één kant aan op de 220V polen van de transformator. Monteer aan het andere uiteinde een stekker. Steek de stekker in het stopcontact en controleer of de bel werkt.
Fase 6
Met kabelclips zet u alle snoeren vast . Maak het gaatje in het kozijn waar het belsnoer doorheen loopt dicht met een beetje acrylaatkit.
Elektriciteit voor buiten
Fase 1
Bevestig de lasdoos net boven de buis. Sluit de grondkabel en het neopreen mantelsnoer aan de buitenkant van de doos af met een wartel en rubberring. Bescherm de kabel die de grond ingaat tot 50 cm diepte met een buis van kunststof.
Fase 2
Wees voorzichtig dat u de kabel niet kapotknipt, maar leg een lus daar waar een tuinlamp komt. De lus steekt een kleine meter boven de grond uit.
Fase 3
Als u de kabel moet splitsen, maak dan een waterdichte verbinding met een kabelmof daar bevestigt u de kabeleinden aan elkaar. Dan vult u de mof met vloeibare kunsthars. Na de uitharding geeft dit een waterdichte las
Fase 4
Met een steenboor boort u in het midden van een betontegel 2 gaten waar de grondkabel ruim doorheen kan.
Met een dunnere steenboor maakt u de gaten voor de bevestiging van de grondplaat van de lamp.
Fase 5
Voer de kabel door de gaten in de tegel. Monteer de buitenlamp in het midden van de kabel aan de vrijgemaakte draadeinden. Volg hierbij de instructies van de lamp. Zorg voor aarding als de lamp van metaal is.
Fase 6
Om makkelijke buitenklussen in de tuin te doen is het handig een extra stopcontact te voorzien. Dit bevestigt u aan een geïmpregneerde balk of hardhouten vlonderplank die minstens 1 meter diep in de grond steekt. Bescherm de kabel vanaf 50 cm onder de grond tot aan het aansluitpunt met een buis.
Installeren muurventilator
Fase 1
Op de plaats waar je de ventilator wenst, tekent u het gat af op de binnenmuur. Boor gaten door de muur heen, loodrecht op de getekende lijn.
Fase 2
Hak met een kleine steenbeiteltje zowel aan de binnen- als aan de buitenkant van de muur een ondiep gat. Werk vervolgens van binnenuit naar buiten toe.
Fase 3
Kap bij een spouwmuur eerst de liggende voeg uit, over een breedte van 2 stenen. Schuif een stukje hardboard door de spleet in de spouw, om het gruis op te vangen. Haal na afloop het puin en gruis via het gat weg en maak de voeg weer dicht. Zo voorkomt u vervuiling van de spouw waardoor vochtproblemen kunnen ontstaan.
Fase 4
Zaag met een ijzerzaag een stuk PVC pijp op maat en schuif deze door het gat. Maak de kier aan de binnenkant dicht met acrylaatkit, aan de buitenkant met PUR schuim. Schuif de ventilator in de pijp en zet hem op de muur vast (pluggen, schroeven).
Fase 5
Monteer het ventilatierooster op de buitenmuur met schroeven en pluggen. Zorg dat de lamellen dakpansgewijs naar beneden wijzen.
Fase 6
Sluit de ventilator aan op het lichtnet. Heeft de ventilator geen vochtsensor, stel dan een doorlooptijd in: de beslagen badkamerspiegel moet binnen 10 minuten weer helder zijn.
Fase 7
Met een licht vochtige doek reinigt u de ventilator . Zorg wel dat er absoluut geen water in het motorhuis loopt!